Op 1 januari 1940 telde Nederland 8.834.000 inwoners. Ten tijde van de Duitse inval op 10 mei 1940 was dit aantal gegroeid tot 8.875.000. De totale schaduwbevolking die gedurende de oorlog in de illegaliteit moest overleven wordt geschat op ongeveer 315.000 mensen. Daarbij moet geplaatst worden diegene die ondersteund moesten worden terwijl zij deel waren van de bovengrondse maatschappij zoals de families van zeevarenden, gedeporteerden, gearresteerde verzetsstrijders, etc.. Het totaal van ondersteunde personen kan zo op 350.000 geschat worden.
Een speciaal bedreigde groep werd gevormd door de Nederlanders die door de Duitsers als Joods werden bestempeld. Van de circa 140.000 Joden in Nederland in mei 1940 (±1.6% van de total bevolking) waren er ongeveer 110.000 met de Nederlandse nationaliteit. De overige 30.000 waren voornamelijk Joodse vluchtelingen die sinds 1933 uit Duitsland en andere door Duitsland bezette gebieden waren gevlucht. Voor 10 januari 1941 was de overgrote meerderheid van de Nederlandse Joden primair Nederlandse burgers. Dit veranderde na de proclamatie van Verordening 6/1941 die, gebaseerd op de Neurenbergse Rassenwetten van 1935, eiste dat een ieder met ten minste één Joodse grootouder zich moest laten registreren als joods. De registratie zelf vond plaats tussen 27 januari en 27 februari 1941 bij het bevolkingsregister in de eigen woonplaats. Het proces hield in dat men een formulier moest ophalen, invullen en weer inleveren bij het lokale gemeentehuis waar het bevolkingsregister was gevestigd. Uiteindelijk registreerden ongeveer 160.000 mensen zich op basis van deze verordening, 38000 van hen overleefde de oorlog, ongeveer 20000 door onder te duiken.
De Schaduwbevolking
Een analyse van de 315.000+ mensen die buiten het officiële voedselsysteem leefden in bezet Nederland (1940-1945).
Piek van de Onderduik
~315.000
mensen leefden eind 1944 in de illegaliteit, bijna 4% van de totale Nederlandse bevolking ofwel twee maal de bevolking van de stad Utrecht in 1940. Zij waren volledig afhankelijk van clandestiene netwerken voor hun overleving.
Bron: Totaalschatting NIOD / L. de Jong
De Groei van een Verborgen Samenleving
De ‘schaduwbevolking’ groeide niet geleidelijk, maar in schokgolven als reactie op specifieke maatregelen van de bezetter. De grafiek toont de explosieve toename van het aantal onderduikers, met name na de start van de deportaties in 1942 en de invoering van de verscherpte Arbeitseinsatz in 1943.
Start Jodendeportaties
Arbeitseinsatz & Oproep ex-militairen
Bron: Naoorlogse reconstructie gebaseerd op data van NIOD
Samenstelling van de Onderduik (Piek 1944)
Op het hoogtepunt van de onderduik bestond de groep voornamelijk uit mannen die de gedwongen tewerkstelling in Duitsland weigerden. Joodse onderduikers, hoewel kleiner in aantal, liepen het grootste risico, terwijl het actieve verzet de logistieke ruggengraat vormde voor de hulpverlening.
Bron: Schattingen gebaseerd op L. de Jong, Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog
De Motor van het Verzet
Het in leven houden van honderdduizenden onderduikers was een immense logistieke prestatie. Organisaties als het Nationaal Steunfonds (NSF), het Natura Apparaat, de Landelijke Organisatie voor Hulp aan Onderduikers (LO) en de Landelijke Knokploegen (LKP) waren cruciaal.
315.000+
Onderduikers ondersteund
Duizenden
Schuiladressen geregeld
Miljoenen
Bonkaarten verspreid via overvallen en het RBVO
Bron: Gegevens over verzetsactiviteiten, L. de Jong
De Logistieke Uitdaging: Voedsel voor de Onderduik
Het voeden van ±315.000 onderduikers vereiste een parallel distributiesysteem. Op basis van een overlevingsrantsoen van circa 2.200 kcal per dag, was de jaarlijkse behoefte aan basisvoedsel en essentiële vetten gigantisch. De benodigde hoeveelheden tonen de enorme schaal van de illegale voedselvoorziening.
Aardappelen
~149.000
ton per jaar
Graan (voor brood)
~43.500
ton per jaar
Olie (o.a. Raapolie)
~3.600
ton per jaar
Bron: Berekeningen gebaseerd op G.M.T. Trienekens, ‘Tussen ons Volk en de Honger’